‘Wees niet bang, we vechten voor uw rechten’
Wie naar Pikin Saron afreist en denkt daar geconfronteerd te zullen worden met manschappen van de politie en het leger, die daar de rust en veiligheid garanderen, komt bedrogen uit. Ze zijn donderdag in geen wegen en velden te bekennen. De afgebrande SBB/politiepost smeult nog altijd na. Een verkoolde draagbalk vat zelfs nog vlam, terwijl enkele mannen in burgerkleding, die claimen van de politie te zijn, de smeulresten inspecteren.
Tekst en beeld Iwan Brave
Een geheel uitgebrand dienstvoertuig staat er ook bij als stille getuige van een zeer rumoerige en dodelijke dinsdagmorgen. De afgebrande houttrucks zijn opgeruimd. Alleen aan de brandplekken langs de weg is te zien waar ze stonden.
Het dorp lijkt uitgestorven maar veel bewoners zijn thuis. Ze ogen kalm, maar de angst zit er nog goed in. “Ik ben nog altijd bang”, vertelt Jolanda Alexander die pal bij de afgebrande controlepost woont. “Ik hoef maar een bepaald geluid te horen en ik schrik al op.”
Ter demonstratie slaat ze haar hand tegen de houten wand van het bouwsel waar ze vis schoonmaakt. De stroomkabel die van de straatpaal naar haar huis getrokken was, ligt op grond. Sinds die dinsdagmorgen heeft het hele dorp geen stroom meer.
Het was nog donker in de vroege dinsdagmorgen toen ze in hun slaap werden opgeschrikt door gegil en knallen. Toen Alexander en haar man naar buiten liepen zagen ze alleen maar vuur. Drie medewerkers van de controlepost kwamen hun richting opgerend en scholen in de bosjes bij hun huis.
‘Schuld van de regering’
Alexander en haar familieleden zijn weer angstig naar binnen gegaan. Nu inmiddels duidelijk is geworden dat het om opstandige inheemsen ging, die claimen op te komen voor hun grondenrechten, zegt zij: “Ik vind het helemaal niet goed wat is gebeurd, maar het is de schuld van de regering. Het duurt te lang als het gaat om erkenning van onze grondenrechten.”
Een uitgebrand dienstvoertuig naast de smeulresten van de afgebrande SBB/politiepost te Pikin Saron.
Enkele huizen verderop doen Jolanda Kaoeroeme, haar dochters en een grote schare kleinkinderen zich te goed aan maripa’s onder een afdak. “Tot nu toe ben ik nog bang”, vertelt ze over die vreselijke dinsdagmorgen. “We sliepen toen het gebeurde. Ik hoorde geschreeuw. Ik stond op en rende naar het huis van mijn dochter om te vragen wat er gebeurt. Toen we naar de weg liepen, kwam een man aangerend en hij zei: ‘Mevrouw, wees niet bang. We vechten voor jullie rechten.’”
Desondanks waren ze heel angstig. “Meneer, als u zelf hier was, zou u ook bang zijn met al dat geschiet. Je wist niet wie het waren, het leek alsof oorlog was uitgebroken.” Behalve bang, zijn ze als bewoners vooral boos. “Als lanti al lang geleden oor had voor de inheemsen, dan zou dit probleem zich niet hebben voorgedaan”, klinkt Kaoeroeme stellig.
Ook zij keurt het geweld af en dat de controlepost en houttrucks van ondernemers in brand zijn gestoken. “Maar ik vind dat het schuld van de regering is”, zegt Kaoeroeme. “Geef ons en erken onze grondenrechten. Hoeveel presidenten zijn al niet geweest. Alleen maar mooie praatjes. Nadat ze eenmaal onze stemmen tijdens de verkiezingen hebben gekregen, hebben ze schijt aan de inheemsen.”
Toegangspoorten en geweren
Wat de bewoners steekt, is dat hout- en goudconcessies worden uitgegeven in hun leefgebied. “Maar onze jongemannen kunnen daar niet eens gaan jagen en vissen omdat er concessies worden uitgegeven”, vertelt Kaoeroeme.
Haar broer Ricardo Opti, die komt aanlopen met hengel en houwer, werpt op: “Die buitenstaanders krijgen concessies om hout te kappen, maar toch niet om ons leefgebied voor ons af te sluiten. Er worden ook nog toegangspoorten gemaakt en ze houden je tegen met grote geweren. We zijn niet vrij om te doen in ons eigen leefgebied.”
Dit probleem zouden de kapitein en basya recent hebben aangekaart bij de districtscommissaris te Onverwacht. Ze hadden verzocht om een ‘oplossing’ op korte termijn. Maar die bleef uit. Dit zou de ‘opstand’ van dinsdag in de hand hebben gewerkt. Ook in het dorp worden grondbeschikkingen uitgegeven aan buitenstaanders, zonder de lokale bewoners daarin te kennen. “Zomaar op een dag komt een vreemdeling op je af: ‘Mevrouw, u moet hier weg.’ Terwijl je er al jaren woont”, aldus een verontwaardigde Kaoeroeme.
Wat ook steekt is dat lokale inheemse jongemannen geen werk krijgen in de hout- en goudconcessies. “Het zijn alleen maar Hindostanen en mannen van vp Brunswijk die er werken. We willen dat onze kinderen in het binnenland kunnen werken en geen slechte dingen gaan doen. We eisen onze grondenrechten op omdat wij de eerste bewoners zijn.”
Overlast en vervuiling
De bewoners ervaren veel overlast van de houttrucks. “Ze gaan dag en nacht voorbij”, vertelt dochter Shagera. “Je kan gewoon niet slapen. Poclains die herrie maken om al die boomstammen te laden. Er worden hier heel veel boomstammen afgevoerd, maar nooit is een gebaar gemaakt naar de lokale bevolking in de vorm van een schenking. Ook als er geen brandstof is voor de stroomgenerator. Maar ondertussen gaat het houttransport steeds op en neer.”
Het goudwinnen gaat gepaard met veel milieuvervuiling. “Zelfs de rivier is niet meer schoon, gaat u maar kijken”, zegt moeder Kaoeroeme. “De grote kreek in Maripaston was vroeger vol leven. Daar gingen we onze vis vangen. Nu is die hele kreek verontreinigd. Het was ooit blaka watra, nu een en al modderwater.” De inheemsen zijn al het ‘gepraat’ over hun grondenrechten beu. “Maar niets helpt.” Over de onlusten van dinsdag zegt Kaoeroeme. “Dit is slechts een kleine vinger die de inheemsen hebben verwijderd. Laten we hopen dat, nadat wat nu is gebeurd, er iets echt gaat veranderen.” En over de daders: “Die jongens zijn geen criminelen, ze zijn opgekomen voor onze rechten.”