‘That which I have found, becomes mine’ is de naam van de solo-expositie van kunstenaar Kurt Nahar, die afgelopen week in Readytex Art Gallery is geopend. Hij is nu twintig jaar in het vak en staat bekend om kunst die niet alledaags is, die uitdaagt en de kijker dwingt om na te denken over moeilijke onderwerpen. Nahar gaat seksualiteit en de lusten van het leven niet uit de weg.
Tekst en beeld Tascha Aveloo
Wat daagt iemand uit om na 20 jaar nog steeds actief te staan in het kunstenaarsvak? “Je bent ermee geboren toch? Het geeft je zoveel voldoening dat je in feite bezig bent je eigen dingen te scheppen”, stelt Nahar. Daarin is het voor hem een extra stimulans dat er zoveel mensen om hem heen zijn die met hem mee groeien en hem begrijpen. “Ik hou van het proces van creatie, dat zal me altijd lijven boeien.”
In zijn beginjaren werd Nahar niet begrepen. “Ik werd uitgelachen en den man ben dreygi mi. De collega’s verkochten tijdens de Nationale Kunstbeurs veel en ik verkocht nauwelijks één stuk”. Natuurlijk wil je als kunstenaar verkopen, maar door de jaren heen werd hij zich ook bewust dat het kunstenaar zijn niet alleen draait om ‘die rode verkoop stip’.
“Je groeit en dan heb je mensen die je intens stimuleren en in je geloven zoals Rinaldo Klas. Hem zie ik niet eens meer als mijn docent, maar als mijn tweede vader”. Alle kritiek, alle negatieve meningen heeft hij achter zich gelaten en hij is blijven duwen. Nahar legt uit dat men wel eens zegt dat kunstenaars een beetje ‘gek zijn en leven in hun eigen wereld’.
Hij vertelt dat hij soms op straat iets ziet liggen. “Het lijkt alsof dat voorwerp mij roept en als ik het niet direct neem, blijft het in mijn hoofd hangen. Dan moet ik laten waarmee ik bezig ben. En vaak ligt dat ding nog precies daar”. Dat is de manier waarop hij de titel voor zijn expositie heeft gevonden.
Schoonheid pangi
Nahar was enkele maanden geleden de begeleider van enkele kunstenaars uit het buitenland, die via de kunstorganisatie Diaspora Vibe Cultural Arts Incubator (DVCAI) in Suriname op werkbezoek waren. Hij zat met hen in de bus en zij gingen de marrongids halen die hen zou begeleiden te Nieuw Lombe. “Yu sab’ Nahar anga den ay fu eng, alla sani mi e syie. En daar viel me op de schoonheid van de pangi stof die de gids droeg en de tekst die zo mooi te zien was op haar mooie rondingen”.
Nahar vroeg wat er stond in het Saramaccaans. In haar bewoordingen stond daar ‘Wat ik gekregen heb, heb ik mij eigen gemaakt’. De kunstenaar heeft er zijn eigen interpretatie aan gegeven. De curator van deze expositie is Rosie Gordon-Wallace, de directeur van DVCAI in Miami, die al jaren samenwerkingspartner is van Readytex Art Gallery.
Opvallend in de collectie kunstwerken in That which I have found, becomes mine, zijn de vele doeken waarin teksten een centrale rol spelen. Zijn fascinatie voor taal, woordspelingen en getallen, wordt grotendeels gevoed door de Surinaamse en Jamaicaanse straatcultuur en muziek en onderzoek naar ons multicultureel erfgoed.
In zijn kunstuitingen maakt hij gebruik van mixed media collages, assemblages en installaties met pangi, sari, kokosnoten, maar ook veel restmateriaal, zoals een oude kruiwagen met een gat. Al enkele jaren is Nahar verbonden aan DVCAI en heeft vele reizen gemaakt naar het buitenland om de kunst van anderen te ervaren.
“Wat wij hier hebben is zoveel waard. Je gaat naar het buitenland, je ziet wolkenkrabbers, grote musea, alles zo groot en mooi. Maar als iemand als Rosie binnen haar eigen kunstkring dingen als racisme ervaart dan betre mi tan let dyaso. Daarom heb ik zoveel meer respect voor de vrijheid die we hier hebben”.
Liefde voor het eigene
Kunst en Cultuur zijn volgens de kunstenaar van groot belang en we erkennen de waarde ervan niet genoeg. “Wat wij hebben, daar is de buitenwacht naar op zoek”. Hij haalt als voorbeeld aan Jamaica –waar hij gestudeerd heeft – als te zijn een eiland waar er veel armoede heerst.
“Veel erger dan wij dat hier hebben. Maar als een kokosnoot valt halen ze er hun neus niet voor op. Ze drinken het kokoswater, eten het vruchtvlees en maken van de rest mooie dingen voor de toerist. Daarom zijn kunst, cultuur en toerisme aan elkaar verbonden”. Er heerst volgens Nahar nog te veel onwetendheid over elkaars cultuur.
“We weten niet waarom de Hindoe een kokos gebruikt bij zijn ceremonies en wat diezelfde kokosnoot betekent bij de Javanist of in de winti”. Op Jamaica is het schoolsysteem ook niet denderend. Er zijn vaak niet eens genoeg boeken.
“Maar met het weinige dat er is worden de kinderen gevormd. Ze leren over hun eigen helden zoals Bob Marley. Nationalisme en liefde voor het eigene, dat leren ze.” De kinderen wordt geleerd over hun eigen dichters en dichtvormen en deze woordkunstenaars worden op handen gedragen.
“San wi e du nanga di fu unu. Het lijkt erop alsof Dobru maar één gedicht ooit heeft geschreven. Wie praat over Jozef Slagveer. Wat doen we met de woordenschatten van Michael Slory?”.
Nahar staat bekend om zijn kunst met als onderwerp ‘De jaren tachtig en 8 Decembermoorden’. “Deze keer heb ik niet daarmee gewerkt. Voor mij was het een houvast waar ik mee ben begonnen en ben gegroeid.” Hij legt uit dat toen hij op Jamaica arriveerde op het Edna Manley College, zijn collega’s hun cultuur hadden als uitgangspunt.
“Het heeft me door de jaren heen zo gefascineerd, maar die moorden hebben een breder context. Ik heb het even geparkeerd, maar het heeft me gebracht naar waar ik nu ben”. Het heeft een aantal jaren geduurd voordat hij zelf de boodschap van dit alles begreep. “Als je iets maakt als kunstenaar kan je dat niet zomaar doen. Je hebt een verantwoordelijkheid. Kunstenaar zijn, schrijver zijn is een voorrecht. Ik had kunnen weg gaan, maar ik kies voor Suriname”.
Nahar zegt er alles aan gedaan te hebben om het verhaal van deze zwarte bladzijde uit onze geschiedenis van beide kanten te horen. “Daarom zal ik nooit oordelend zijn in mijn werken. Ik wil slechts bewustwording creëren zodat het zich nooit meer voordoet.”
De expo is te zien tot zaterdag 2 september, gedurende de openingstijden van de galerie.